Ik ben tekstschrijver en redacteur. Mijn columns en korte verhalen verschenen in de Volkskrant, VPRO gids, Opzij, NRC en diverse bundels. De NRC publiceerde negenentwintig van mijn ‘Ikjes’ en de Linda bombardeerde mijn bundel met columns tot ‘hebbedingetje van de maand’. Naast mijn werk als eindredacteur geef ik schrijfles en Nederlands bij scholen en bibliotheken.
Het ‘Ikje’ is een rubriek in de NRC. Het is een persoonlijke ervaring of anekdote in maximaal 120 woorden.
Als het virus me te bar werd, ging ik bingo spelen met mijn zoon. Hij programmeerde iets waardoor ik alleen maar op de spatiebalk hoefde te drukken en de ballen kwamen in beeld. We speelden om een chocoladereep of een plantje van de Wibra. Mijn zoon koos steeds de reep. Ondertussen belde mijn zus. We moesten de spullen gaan verdelen. `Wil je de kop van Nabokov, het schaamhaar van Reve of de sofa van Freud?’ vroeg ze. ‘Is dat die lelijke bank in een lijstje?’ ‘Ja, die jij een keer van de muur hebt geramd met een stoel.’ Ik koos voor Freud, want ik had een plekje aan de muur en schaamhaar zou dat niet bedekken. Een vriendin kwam op bezoek. ‘Is dat een Marokkaans bidkleed?’, vroeg ze. Ik schudde mijn hoofd terwijl ik taartjes aan het verdelen was. ‘Nee, het is de bank van Freud’, zei ik. ‘Die heb ik geërfd.’ ‘Oh ja’, zei de vriendin. ‘Hij was psycholoog toch?’ ‘Psychiater. Mijn moeder was psycholoog. Nou ja, was… ze leeft nog gewoon. Wil je meer taart?’ ‘Nee’, ze de vriendin. ‘Mijn weegschaal staat echt aan de verkeerde kant van de zeventig.’ Zullen we een spelletje bingo doen?, vroeg ik. ‘Ik heb digitale ballen. En je kunt een plantje winnen.’ ‘Leuk!’ zei de vriendin. ‘Ik ben gek op bingo.’
Een tijdje geleden stelde ik op mijn werk voor om een netwerkbijeenkomst bij te wonen, omdat de ervaring heeft geleerd dat ik nog weleens klussen binnenhaal. Als 46-jarige vrouw met 25 jaar werkervaring, een goede opleiding en een keurig voorkomen, zou je denken dat ik dat aankan. Mijn collega - een oudere man - mailde terug: "Die netwerkbijeenkomst doen wij wel. Jij kunt je misschien aansluiten bij de facebookgroep Ambitieuze Meisjes."
Een beetje wiebelig fiets ik hartje stad richting mijn moeder. Aan mijn stuur hangen een kwetsbaar plantje en een doosje macarons. Ineens hoor ik het achter me: "Lelijk wijf". Ik betrek het niet meteen op mijzelf, maar ten onrechte. Een dertiger in wielrenoutfit passeert me. Onze blikken kruisen en hij schrikt. Misschien ben ik nog lelijker dan hij dacht. Snel sjeest hij weg. Ik kijk hem na en denk aan een dropreclame: mannen in te kleine wielrenpakjes; het zou verboden moeten worden.
Ooit kreeg ik van een goede vriendin een grote theemok vol met grappige illustraties van piemels in alle soorten en maten. Het is een fijne beker en ik drink er thuis al jaren thee uit. Ik heb hem nu zo lang, dat ik de geslachtsdelen niet eens meer opmerk. Totdat ik in een zoomvergadering een slok neem en mijzelf terugzie op het scherm...
Een opdrachtgever waar ik als freelancer redactiewerk voor doe, is al jaren zeer tevreden. Meestal krijg ik reacties als: „uitstekende suggesties” of „puik werk weer”. Maar nu worden er voor het eerst vraagtekens gezet bij mijn tekstuele wijzigingen. Het verbaast me, omdat ik niets anders doe dan anders. Mijn zoon van twintig denkt mee over dit mysterie: „Tot voor kort werkte je op mijn laptop. Toen stond bij elke wijziging die je voorstelde een mannennaam. Nu je op je eigen laptop werkt, staat er een vrouwennaam.”
Vanwege een lage bloeddruk val ik met enige regelmaat flauw. Nooit eerder gebeurde dit echter op de pont bij een kade vol wachtende mensen. Een jonge vrouw knielt naast me en voelt mijn pols. Ze praat zachtjes tegen me en legt uit dat de ambulance er aankomt en dat ik het goed doe. Ik ben haar eeuwig dankbaar en wil iets aardigs zeggen, maar ik krijg de woorden niet bij elkaar. „Ben je dokter?” kan ik uitbrengen. „Nee”, zegt ze, „ik ben psycholoog”. „Oh, maar dat is ook heel fijn”, mompel ik. Had ik maar gewoon haar naam gevraagd, dan kon ik haar nu bedanken.
Regelmatig krijg ik als ik op een website inlog het verzoek „bevestig uw menselijkheid”. Als ik dan wat stoplichten op plaatjes heb aangevinkt, is het goed. Ik vind dat een lastig moment, want ik voel me vaak onmenselijk, bijvoorbeeld als ik tegen mijn kinderen uitval. Ik leg de situatie voor aan een kennis. Die zucht diep: „Die check is er om spam tegen te gaan, niet om te controleren of jij wel een goede moeder bent.”
Van mijn moeder krijg ik een fles rode wijn mee die in haar krant uitstekend is besproken. Hij zou smaken „alsof er twee jonge honden tegen je opspringen”. Ik besluit een lekker glaasje in te schenken. Voor mijn geliefde schenk ik een 0.0-biertje in, want die verdraagt alcohol op dit moment slecht. We heffen het glas en ik geniet van mijn eerste slok: inderdaad heerlijk. „Hoe smaakt jouw nul-punt-nulletje?” vraag ik. Mijn lief kijkt chagrijnig: „Alsof er twee oude honden tegen me aan zeiken.”
Bij de basisschool van mijn dochter is afgelopen week een kleintje uit de onderbouw aangereden. De automobilist heeft het ukkie iets akeligs toegeschreeuwd en is doorgereden. Het kind kwam ontredderd thuis. Dezelfde week wordt mijn dochter van elf aangereden op een rotonde in de buurt. Het is een flinke smak van haar fiets geweest, maar ze komt uitgelaten thuis. "Ik had zó´n aardige joh! Die mevrouw stapte gewoon úit haar auto, hielp me overeind en zei zelfs nog sorry!"
Als ik tegenwoordig weer eens word overvallen door coronachagrijn, google ik Mark Rutte die het woord 'sekswerkers' uitspreekt. Op de een of andere manier klaar ik daar enorm van op. Misschien omdat ik dan voel dat hij ook moeilijke momenten kent.
Tijdens het avondeten oppert mijn dochter (10) een spelletje: „We gaan raden waar de ander onzeker over is en dan kijken we of we het goed hebben. We beginnen bij mama.” Ik vind het prima en weet ook meteen wat mijn grootste pijnpunt is. Mijn dochter steekt van wal: „Ik denk je supergele tanden.” Mijn zoon meteen erachteraan: „Nee, dat je haar altijd zo plat zit.” „Misschien je totale gebrek aan lengte?” oppert mijn geliefde. „Je neus? Oren? Kont?” Als ik de tranen voel opkomen, zet ik de waterval stop. „Het was mijn borstomvang, oké!” Teleurgesteld schudden ze alle drie hun hoofd… „Goh, dáár is nou niet zoveel mis mee toch?”
Ik geef Nederlandse les aan een superleuke vmbo-klas in Amsterdam Nieuw West. De leerlingen zijn leergierig, enthousiast en vooral: ontzettend lief. We hebben een verhaal gelezen over een jongen met een mismaakt gezicht die bang is om naar school te gaan. Mijn leerlingen gaan hem nu een ansichtkaart schrijven waarop ze hem hun lievelingsboek moeten aanraden. Thuisgekomen lees ik alle kaarten na. Ze zijn opbeurend en hartverwarmend: „Lees een stripboek. Dat doe ik ook altijd”. Of „Ik vond Dagboek van een muts heel grappig. Jij hopelijk ook.” Eén meisje heeft een zeer praktische inslag: „Koop een boek over maskers. Misschien heb je er wat aan.”
Als redacteur ben ik al twintig jaar met veel plezier bezig met de Nederlandse taal. Mijn zoon van zeventien daarentegen heeft een pleurishekel aan het vak Nederlands. Binnenkort heeft hij weer een proefwerk en ik hoor hem alleen maar zuchten. „Waar gaat de toets dan precies over?” vraag ik voorzichtig. „Bluh”, zegt hij mokkend, „over Karel en die ene gast.”
Ik slaak een enthousiaste kreet als ik in de krant lees dat maar liefst vier van de zes Man Booker Prize-genomineerden vrouw is. Hoe vaak zien we dat bij Nederlandse literaire prijzen? „Goed hè”, roep ik tegen mijn vriend. Die mompelt: „Het heet wel nog altijd de Man Booker Prize…”
Mijn dochter en ik fietsen naar het park op deze laatste dag van de zomervakantie. Overal zien we spandoeken met daarop in koeienletters: DE SCHOLEN ZIJN WEER BEGONNEN. ‘Ik vind dit echt niet kunnen!’ zegt mijn dochter nijdig. ‘Hoezo?’ zeg ik verbaasd. ‘Juist goed toch dat ze automobilisten waarschuwen dat er weer veel kinderen in het verkeer zijn. ‘Nou,’ zegt mijn dochter boos, ‘en hoe denk je dat het voor ons is om er steeds weer aan herinnerd te worden?’
Mijn zoon (15) is met zijn klas op kamp geweest naar het drielandenpunt. Bij thuiskomst vraag ik vrolijk of hij met één voet in België, één voet in Nederland en één hand in Duitsland heeft gestaan. Dat was in mijn schooltijd altijd de grap. Verontwaardigd kijkt hij me aan. „Nee, iedereen bleef natuurlijk zoveel mogelijk in Nederland staan.” „Hoezo?” vraag ik verbaasd. Met zijn vermoeide kamphoofd kijkt hij me gekweld aan: „Wat dacht je van 3G?”
Mijn dochter van zes heeft een dagje met oma gewinkeld en komt thuis met een cadeautje: een prachtige nieuwe sjaal in felle kleuren zodat ze goed opvalt op de fiets. Dochter en ik zitten samen op de bank en bewonderen de felgekleurde lap waar ze de wintermaanden mee gaat trotseren. Dan valt ons oog op het label. ‘Binnenstebuiten wassen’ staat er in grote letters. ‘Wat betekent binnenstebuiten?’ vraagt mijn dochter. Ik leg uit dat binnenstebuiten betekent dat je de binnenkant naar buiten trekt en hem dan ‘zeg maar andersom’ wast. Peinzend kijken we samen naar de sjaal.
Van mijn Italiaanse vriendin heb ik voor de kerstviering met mijn familie een prachtig, sjieke trui gekregen met zogenoemde wijd uitlopende ‘vleermuismouwen’. Dat ik er altijd zo ‘praktisch bijloop’ is haar al jaren een doorn in het oog en zo rond de feestdagen begrijp ik haar irritatie. Met trots draag ik de trui dan ook tijdens de kerst. Mijn moeder, zus en broer prijzen de outfit unaniem, maar mijn geliefde laat zich nergens over uit en neuriet alleen een beetje. Na twee kerstdagen ben ik het zat: ‘Wat voor liedje brom je nou de hele tijd?’ Zijn ogen beginnen te stralen: ‘Gewoon, de tune van Batman.’
Mijn zoon (13) heeft projectweek op school. Het thema is ‘verbinding’, staat in de brief. Oftewel: ‘hoe je verbinding maakt met anderen en op een positieve manier met jezelf en anderen kunt omgaan’. Heel nuttig, denk ik tevreden. Hij volgt de workshop linoleumsnede/druktechniek en moet een eigen ontwerp gutsen dat wordt afgedrukt met een pers. Bij thuiskomst vraag ik hoe het geweest is („leuk”) en of de afbeelding te maken moest hebben met het thema („ja”). “Wat heb je dan gemaakt?” vraag ik enthousiast. Hij haalt zijn schouders op: “Gewoon, het wifi-teken.”
Een vriendin van mij doet sinds een maand aan internetdaten. De meeste mannen die ze ontmoet worden afgeserveerd onder het mom van ‘te behaard’ of ‘te kaal’, maar ze houdt vol. Afgelopen week had ze weer een date. Benieuwd naar de uitkomst stuur ik haar een berichtje: „Und???” Ze reageert meteen: “Afgeknapt op zijn lievelingsdrankje.” Ik bespeur ergernis bij mijzelf. Dat je afknapt op iemands uitspraken of verschijning, snap ik, maar iemands lievelingsdrankje? Hoe erg kan het zijn dat hij van bockbier houdt en jij liever aan een wijntje lurkt? Verbaasd sms ik haar: “Drinkt hij Baileys of sherry?” Ze antwoordt: “Nee, Wicky!” Ineens begrijp ik haar.
Mijn zoon van twaalf mocht een paar maanden geleden ‘eindelijk’ van mij op Facebook. Ik zie de iPad op de bank slingeren en besluit eens tot de vaak aangekondigde controle over te gaan. Zijn account staat open en ik lees de eerste regel correspondentie tussen hem en een klasgenote: ‘Ik heb je gelikt.’ Meer staat er niet. Ik schrik me wezenloos en storm naar zijn kamer. Meneer zit op bed de Donald Duck te lezen en zuigt ongeïnteresseerd aan een lolly. “Waar heb jij het over met Naomi?”, roep ik, de iPad in mijn hand. Mijn zoon kijkt verbaasd. “Oh, ze had een zelfgemaakte tekening gepost, die heb ik ‘geliked’, thumbs up weetjewel. Ik vond ’m mooi.”
Enthousiast gemaakt door de poëzieweek (thema: ‘verwondering’), besluit ik eens een dichtbundel te gaan lenen. In mijn buurtbibliotheek struin ik eerst wat tussen de romans en vervolgens ga ik op zoek naar het kastje poëzie. Nergens te vinden dus ik besluit op de bibliothecaresse af te stappen die hier al jaren werkt. “Kunt u mij zeggen waar ik de dichtbundels vind?” De bibliothecaresse wordt een beetje rood en stamelt: “Die hebben we niet meer helaas.” Verbaasd ga ik toch op zoek of ik iets kan vinden van Slauerhoff, Vasalis of Andreus, maar niets. Een jongen komt naar me toe: “Je kunt tegenwoordig e-books lenen.” Op de fiets terug naar huis twijfel ik of ik zin heb in e-poëzie.
Als kleine uitgever heb ik enige maanden geleden het boek van mijn vader uitgebracht. Het werk kreeg een paar prachtige recensies en daar ben ik bijzonder blij mee, maar de verkoop stelt nauwelijks iets voor. Een vriendin van mij – begenadigd marketeer en uitgeefgoeroe – besluit me te helpen en vraagt: “Begin met deze inventarisatie. Welke advertentie heeft je tot nu toe het meeste opgeleverd? ”Ik denk even na en besluit tot een eerlijk antwoord: “De rouwadvertentie.” Ontredderd kijkt mijn vriendin me aan. “De rouwadvertentie van mijn vader heeft de meeste verkoop gegenereerd”, zeg ik naar waarheid. “Tja”, zegt mijn vriendin, “die kunnen we niet nog eens plaatsen.”
De eerste schoolweek na de vakantie zit er al bijna weer op. Mijn dochter van zes komt thuis uit school, loopt naar de kast om een koekje te pakken en vraagt: “Mam, wat is lesbies? ”Ik schenk thee in en ga er eens goed voor zitten. Belangrijke moment in de opvoeding, denk ik. “Lesbisch is als twee vrouwen verliefd op elkaar worden en ook met elkaar willen vrijen. ”Verontwaardigd loopt mijn dochter naar me toe. Ze gooit haar koekje op tafel en plaatst haar handen in haar zij. Dan zegt ze nijdig: “En waarom zegt de juf dan dat ik dat moet zeggen als iemand in Engeland vraagt of ik een koekje wil!?”
Mijn zoon (17) volgt als keuzevak op school ‘gender’. Met grote tegenzin sleept hij zich van foto-expositie naar filmvoorstelling. Hij moet nog één ‘gender-evenement’ bijwonen en dan is het vak afgerond, maar meneer kan „even geen transseksueel meer zien”. Onlangs heb ik hem verteld dat ik voor zijn tijd ook wel eens een relatie heb gehad met een vrouw. Hangend op de bank kijkt hij me ineens met samengeknepen ogen aan. „Kan ik jou niet gewoon opvoeren als gender-evenement?”
Mijn dochter (net 9) heeft eindelijk de app musical.ly van ons mogen installeren op de iPad. Als ik het goed begrijp kan ze nu filmpjes van zichzelf plaatsen, al dansend en playbackend. Vandaag komt ze enthousiast naar me toe. „Ik heb al zes ‘fans’, mam, en één iemand wil zelfs een duet met me opnemen!” Argwanend kijk ik haar aan. „Wie wil er precies een duet met jou opnemen?”„Een jongen. Maar het is niet wat jij denkt met verkering, en zo. Echt géén zorgen hoor, mam, deze meneer is harrrrtstikke oud!”
Tot mijn verbazing zie ik ineens overal een punt achter staan. Het boek dat ik lees heet Wij. en de winkel waar ik al jaren kom, heet ineens ‘Blokker.’ Ook op het bordje van mijn favoriete koffietentje staat plotseling ‘dicht.’ in plaats van gewoon ‘dicht’. Aan mijn geliefde – een grafisch vormgever – vraag ik: „Heb jij ook de neiging om ineens overal een punt achter te zetten?” Hij draait zich om, laat een stilte vallen, kijkt me doordringend aan en zegt: „Ja”.
Op mijn Facebook verschijnt een foto van een vriendengroep die enthousiast met bubbels proost op de verjaardag van een van hen. Ik ben een beetje van mijn apropos, omdat ik dacht deel uit te maken van deze vriendengroep. Verbaasd tel ik de personen en alle aanhang. Echt iedereen is aanwezig. Behalve ik dus. Een vriend appt me opbeurend: „Misschien ben je alleen welkom op die verjaardag als je je ook een huis van acht ton kunt veroorloven? Of de jarige was bang dat je een gemeen stukje over haar ging schrijven?” Neerslachtig besluit ik mijn huis maar te gaan stofzuigen. Misschien wordt het tijd voor nieuwe vrienden.
Mijn yogavriendinnen hebben het na de les over het schoonmaken van hun theepot. Een van hen doet de theepot altijd in de afwasmachine. Ik denk na over mijn theepotten. Heb ik die ooit schoongemaakt? Ja, dat wel, maar uitsluitend van buiten, nooit en te nimmer de binnenkant.„De binnenkant doe ik ook, die vieze aanslag”, zegt een van hen. Ik voel me een ontaarde huisvrouw.’s Avonds bel ik een goede vriendin: „Maak jij de binnenkant van je theepotje ooit schoon?”„Nou zeg”, antwoordt ze, „wat een obscene vraag!”
Coachlink Magazine (columns en interviews), CROW-KpVV (eindredactie), De doelenpers (redactie), De Vrije Uitgevers (redactie), Harlequin Holland (redactie), Imagokalender (eindredactie), Klapwijk & Keijsers (redactie), Marcelis Dékavé (copywriting), Parlan jeugdzorg (interviews), Pro Biblio (schrijfles), Readershouse Hearst (reportages), Sdu Uitgevers (redactie), Stadgenoot (copywriting), Straatkrant (interviews), Uitgeverij Boom (ghostwriting).
Mijn ikjes-wc-poster, ontworpen door Ivo Schouten, is helaas uitverkocht.
Van mijn boekje zijn nog enkele exemplaren te koop voor € 9,99. Stuur me een berichtje met je naam en adres en ik zorg dat je het thuisgestuurd krijgt. Laten versturen als cadeautje behoort ook tot de mogelijkheden. Of klik op deze link.